Aandachtsproblemen.

 

Van Dale beschrijft concentratie/aandacht als het maken van een selectie op informatie uit de omgeving. Aandacht is selectief.

 

Ik reis voor mijn studie, werk en ook omdat ik gewoon graag op andere plekken kom, veel met de trein. In de trein bevindt zich een aantal soorten reizigers. Zo zijn er de zakenlui zonder hoge functie die in de tweede klas wanhopig proberen nog wat werk gedaan te krijgen, zo zijn er de dagjesmensen, veelal met grijs haar en/of ouders in het gezelschap van een schare kinderen die honderduit praten, boterhammen uit een trommeltje eten en snoepjes tevoorschijn toveren waarvan ik het bestaan al lang vergeten was… het grootste gedeelte van mijn medepassagiers echter, bestaat uit gewone mensen die in hun eentje van A naar B gaan: studenten, jonge professionals, scholieren… zo divers als de mensen in het straatbeeld in een van de grote steden.

 

De eenzame reiziger gedraagt zich, door de band genomen, als volgt. Hij of zij loopt de coupé binnen, speurt als een havik naar een beschikbare plek – zonder schreeuwende kinderen in de buurt, een stinkende buurman of een andere potentiele bron van ergernis – ploft neer en… haalt de smartphone tevoorschijn en begint fanatiek en AANDACHTIG naar het scherm te staren. Pas wanneer de bestemming bereikt is worden de ogen van het scherm losgerukt en loopt de medepassagier, vaak met de telefoon nog in de hand de coupé uit. Een nieuwe reiziger neemt de vrijgekomen plaats in en het tafereel herhaalt zich.

 

Iedereen herkent dit, doet het wellicht zelf, vaker nog dan ‘ie zou willen… En waarom? Om de verveling te bestrijden? Om jezelf een houding te geven? Ik denk dat het er veelal om gaat dat we de indruk willen wekken bezig te zijn.

 

Ja, maar daartoe zou je ook een boek kunnen lezen, of een kruiswoordpuzzel maken, is dat niet hetzelfde? Het antwoord is nee. Een boek is een boek. Wie een boek leest leest alleen een boek, wie een puzzel maakt maakt enkel die puzzel. Niets meer en niets minder. Wie echter achter zijn smartphone verscholen zit kan met van alles bezig zijn. De mogelijkheden zijn eindeloos. En dat, dat is precies de grap. Wie achter de smartphone zit, zo denkt bijna elke ander onbewust is misschien wel met iets heel erg belangrijks bezig.

 

Wie van jullie zou, als het niet op de smartphone was, de spelletjes doen die je normaal in de trein doet? Wie zou, als het op de rug van je telefoon stond, de websites bezoeken die je normaal in de trein bezoekt? Dit geldt natuurlijk niet voor iedereen, maar voor de meeste mensen wel. De smartphone is het ideale middel om jezelf een potentieel hoge status te verschaffen – en dat doen we dan ook in groten getale!

 

Wachten, het alternatief van druk bezig zijn, heeft immers een bijzonder lage status. Mensen met een hoge status wachten niet. Barack Obama die in de rij staat? Bill Gates? Brad Pitt? Prinses Beatrix? En, of je het leuk vindt of niet… Silvio Berlusconi? In geen duizend jaar! Mensen met een hoge status hoeven niet te wachten.

 

Wanneer jij langs de rij voor de kassa loopt omdat je zo slim was een kaartje te reserveren denk je automatisch over al die anderen: sukkels!

Het ultieme bewijs van de lagere status van de Sovjetburger ten opzichte van de vrije kapitalistische westerling was de rij: de rij voor bananen, de lange wachttijd voor een auto, voor een huis… Had je in het Sovjetrijk nooit hoeven wachten – en was je leven iets minder afhankelijk van de grilligheid van de KGB en de Stasi – dan was de muur nooit gevallen. Beter nog, dan was die muur er nooit gekomen.

 

Wachten geeft een lage status. Druk zijn, daarentegen geeft een hoge status. ‘Druk’ wil zeggen dat er veel vraag naar je is. Er is echter één uitzondering op de regel: wanneer Obama niets zit te doen in de tuin zijn achtertuin, vliegtuigjes aan het vouwen is die hij door het oval office gooit, wanneer Beatrix op een bankje zit uit te kijken over de bossages bij Huis ten Bosch en niets lijkt te doen… dan heeft dat nog steeds een hoge status. Deze mensen zijn zó belangrijk dat ze niet per se iets hoeven doen om een hoge status te hebben. Dit in tegenstelling tot de eenzame treinreiziger die hoogstwaarschijnlijk in grote paniek zou ontsteken als hij tot de ontdekking zou komen dat zijn smartphone nog thuis aan de lader ligt.

 

Kent iemand de torenvalk? Goedzo. Nee? Kan iemand wellicht zijn smartphone opgraven en een fotootje opzoeken?

De torenvalk is een in Nederland veel voorkomende kleine roofvogel met een prachtig roestbruin verenkleed op de rug, een lichtblauw kapje op zijn kop en een witgestippeld rompertje op de borst dat regelmatig rood kleurt als hij weer eens een ongelukkige veldmuis naar binnen werkt. De torenvalk.

 

De torenvalk heeft een eenvoudige dagindeling. Hij bidt een paar uur per dag, stilhangend in de lucht, op zoek naar eten, en de rest van de tijd zit hij op een paaltje, poetst zijn veren wat en doet af en toe lekker de oogjes dicht.

 

Biologen, zoals alleen biologen dat kunnen, hebben uitgevonden dat de doorsnee torenvalk vier uur per dat bezig is met bidden, danwel werken – een goed Calvinistisch dier, dus – en dat hij de andere twintig uur op dat paaltje zit. Die vier uur bidden is nodig om het standaard torenvalkgezinnetje, dat uit papa, mama en vier kinderen bestaat, van eten te voorzien.

Nu leek het enkele biologen een goed idee om het arbeidsethos van de torenvalk wat op te vijzelen. Ze legden twee extra eieren in het standaard torenvalkennest en enige tijd later waren er opeens twee extra monden om te voeden. Zes uur bidden, twee uur minder paalzitten – overigens ook een favoriete bezigheid onder fanatieke christenen.

Het gevolg: overspannen ouders. En hoewel er dat jaar wel twee extra torenvalkjes werden grootgebracht stierf papa die winter aan de gevolgen van een te lage weerstand. Lummelen is, in ieder geval voor de torenvalk, van levensbelang.

 

Don Draper. Wie kent hem? Wie kent hem niet? Don Draper is de held uit de befaamde HBO-serie Mad Men die speelt in het New York van de jaren ’50 en zestig. Om precies te zijn: in één van de grote reclamebureaus aan Madison Avenue. Een bijzonder sexy serie, niet in de laatste plaats door Don Draper himself.

Don is de beste copywriter van het hele pand. Hij bedenkt de beste campagnes, slogans, is door en door charmant en is verzot op Whiskey en sigaretten, in wezen de brandstof van de hele serie.

In één bepaalde aflevering komt de baas van Don, Roger, een wat oudere snelle jongen zijn kantoor binnengewandeld en vind Don languit op de bank met een glas whiskey in de ene en een sigaret in de andere hand. Roger vraagt zich vervolgens hardop af waarvoor hij hem eigenlijk betaalt, aangezien hij nooit iets schijnt te doen.

 

Musici. Ikzelf ben een zanger in aanbouw (CU 2030) en als student aan het Conservatorium van Amsterdam word ik regelmatig gefêteerd op masterclasses van internationale grootheden. Een tijdje geleden was de gevierde bariton Meinard Kraak de master, samen met zijn nog beroemdere pianist Rudolf Jansen. Op een gegeven moment gaf dhr Kraak aan hoe het leven van een zanger eruit hoort te zien. Ik citeer:

‘Je staat op, eet wat, drinkt wat… dat soort dingen. Dan zing je een toon, zing je nog een toon en vervolgens neem je een kopje thee. Daarna zing je nog een toen, dan lees je de krant, of de Viva, wat je wil, en daarna zing je nog een toon, enzovoort enzoverder.’ ‘Hard werken’ als muzikant is zelfmoord en levert enkel blessures en slechte gewoontes op – maar daar hoor je nooit iemand over.

 

In de rusttijd neemt de zanger de tijd om zijn of haar geproduceerde toon te verwerken, te beschouwen; opnieuw te ijken, zodat er na de Viva een betere toon geproduceerd kan worden. Don Draper zit met zijn sigaret en zijn whiskey te wachten op het volgende goede idee. Af en toe krabbelt hij wat neer, maar een groot deel van de tijd lijkt hij niets te doen. De torenvalk op zijn paaltje is met veel meer bezig dan alleen zijn spijsvertering en het af en toe poetsen en schikken van zijn mooie verenkleed. Als hij niet de oogjes dicht heeft speurt hij de omgeving af naar het beste volgende jachtgebied, naar gevaar, naar hoe de wind staat… alle dingen die van belang zijn voor de torenvalk en die hij niet tijdens het bidden doet doet hij tijdens het lummelen. Hierdoor werkt hij later efficiënter, want niet op de verkeerde plek, en geconcentreerder: opdat er geen veldmuis aan zijn aandacht ontsnapt.

 

Don Draper overigens, heeft in ieder geval in zijn kantoor en misschien wel in de hele serie, continu de hoogste status. Ook wanneer hij niets aan het doen is, eenzaam aan de bar van een duister café zijn tiende whiskey drinkt of gewoon in een leeg kantoor uit het raam zit te staren… hij is een man met een doel – a cause. Nu ga ik niet terugvallen op het hedendaagse mantra van ‘vind je doel en alles komt goed’, maar weten dat je niet per se iets hoeft te doen om een gevoel van ledigheid te ontvluchten is belangrijk.

 

Via alle media, waar we voortdurend, als NEO in de Matrix, aan vastgeplugd zitten is onze eigen ruimte groter geworden dan de buitenruimte. De hele wereld ligt dankzij het wereldwijde web voor het oprapen, direct in je woonkamer en, in het geval van de smartphone-eigenaar: altijd en overal. Ikzelf heb geen smartphone, maar ik merk het meteen wanneer ik naar buiten ga: de wereld is kleiner, eenvoudiger en overzichtelijker dan binnen in mijn kamer.

 

Door deze kleinere wereld voel ik dat, wanneer ik buiten zit te werken – mijn favoriete plekjes hou ik voor mezelf, maar omhelzen enkel bruine muziekarme kroegen voor als het koud is, en een aantal plaatsen onder de blote hemel in geval van gunstiger temperaturen – merk ik dat mijn aandachtsspier aan kracht terugwint. Dat hij als het ware loskomt van alle ruis van het internet, van de was, van de mails die ik eigenlijk nog moet sturen, van alles. En ja, ik zit de helft van de tijd maar wat te lummelen, maar dat is niet erg. Op deze manier ontspant mijn aandachtsspier en is er daarna weer ruimte voor meer.

 

Constant ingeplugd zijn levert een zelfgekozen Matrix op en een oververmoeide aandachtsspier, waardoor het lastig wordt om ingewikkelder informatie dan die van Twitter, Whatsapp en nu.nl tot je te nemen.

 

Lummel meer en focus meer.

 

Toen ik daar buiten aan het rustig stromende water van de Oudegracht zat te werken aan dit verhaal werd ik afgeleid door een fotografe die druk bezig was de mooiste plaatjes van Utrecht te schieten. Even later vertelde ze me dat ze uit Moskou kwam, Natasja heette en liet ik haar de mooiste plekjes van de stad zien.

Onderweg bedacht ik dat wij voortdurend moeten streven naar dat wat een goed fotograaf een goed fotograaf maakt: oog voor detail EN voor het hele plaatje.

 

De reiziger met de smartphone zit in een cocon van zelfopgelegd detail. Don Draper, Barack Obama, musici en de torenvalk zijn anders. Zij zien het hele plaatje wel degelijk. Ze moeten wel. Anders sterven ze in de koude winter.

 

Lummelen is een ambacht, een noodzakelijk ambacht en, eenmaal onder de knie, een ambacht met zeer hoge status.

 

Dit verhaal is geschreven voor en verteld op de Open Masters Salon door Aart Schutte.